maandag 31 oktober 2011

rekentraject II

Wat was nieuw voor je?
We hebben het gehad over gewenste en ongewenste oplossingsmethoden en naar het verschil in ernstige en minder ernstige fouten.

Wat heb je geleerd?
Ik heb geleerd dat er verschil bestaat in de soorten fouten die leerlingen kunnen maken. Zodra je dit weet kan je verder gaan in het fouten herkennen en kijken welke oplossingsmethode je moet aanbieden om de leerling weer verder te kunnen laten gaan.

Wat ga je hiermee doen?
Ik ga analyseren wat voor een fouten de leerlingen uit mijn klas maken en manieren aanbieden om een goede oplossingsmethode aan te bieden. Ik zal hier de leerlingen voor clusteren zodat de leerlingen die dezelfde fouten maken bij elkaar zitten.

Hersenen in actie college 3, woensdag 14-09-2011

Wat heb ik geleerd en wat was nieuw voor mij?
Vandaag heb ik voor het eerst kennis gemaakt met het werken met groepsplannen. Hoe je aan de hand van de resultaten van een toets een indruk kan krijgen van een klas. Hierbij heb ik geleerd dat je niet alleen deze resultaten moet gebruiken. Er zijn namelijk andere factoren waar je rekening mee moet houden bij het maken van een groepsplan. De toets is een momentopname, het kan zijn dat een kind in de pauze ervoor ruzie heeft gekregen met een ander kind en daardoor geen concentratie kan opbrengen om zijn of haar toets te kunnen maken. Je hebt meer informatie nodig. Hierbij kun je denken aan werkboeken, het leerlingvolgsysteem m.b.t. resultaten in voorgaande leerjaren, interview met het kind of de ouder, etc. Vooral is het belangrijk om het kind niet te vergeten. Kinderen weten zelf heel goed waar ze behoefte aan hebben.

Wat ga ik hiermee doen?
Dit zal ik gaan toepassen in mijn stage. Kijken naar de resultaten en de informatie daaromheen en proberen een groepsplan op te zetten. Een mooi leermoment om het te vergelijken met het groepsplan van mijn mentor en (eventueel) in discussie gaan.

Hersenen in actie college 6+7, woensdag 26-10-2011

Wat was nieuw voor je?
Vandaag hebben we 2 colleges in één dag behandeld ivm ziekte van Erica. Wat nieuw voor mij was dat was het onderwerp MI wat staat voor Meervoudige Intelligentie. Hier wist ik nog niet veel vanaf en vond het interessant. Helaas verliep de les rommelig zodat ik moeilijk mijn aandacht erbij kon houden. Verder hebben we het gehad over onze blog en stage ervaringen uitgewisseld, ook deze gesprekken verliepen moeizaam omdat sommige studenten in mijn ogen te veel van hun eigen kunnen overtuigd zijn. Ik heb hiervan geleerd dat het goed is overtuigd te zijn van wat je kan maar dat je ook open moet staan voor de mening en denkbeelden van anderen mensen. Verder hebben we een toetsvraag behandeld, hier kwam het 1-2-3-4 systeem in naar voren, dit was nieuw voor mij. En we hebben het gehad over de inbreng van de leerkracht en de leerling.

Wat heb ik geleerd?
Ik heb geleerd te luisteren naar een kind en dat het soms moeilijk is een situatie in te schatten, sommige situaties lijken niet belangrijk maar zijn dit dan voor het kind absoluut wel. Het is belangrijk op de hoogte te zijn van de belevingswereld van de leerling zodat je weet wat er aan de situatie vooraf is gegaan. Verder heb ik geleerd dat iedereen een eigen mening heeft en het niet altijd even nuttig is om hierop in te gaan.

Wat ga ik hiermee doen?
Ik wil gaan proberen verschillende meervoudige intelligentie in mijn lessen te verwerken, dit om de les voor veel leerlingen aantrekkelijk en uitdagend te maken. En de leerlingen het optimale uit een les laten halen. Eerst zal ik mij moeten gaan verdiepen in de behoefte van mijn stage kinderen en welke vlakken van MI hun ligt.


Dit is de uitslag van mijn eigen MI test:


vrijdag 21 oktober 2011

Toepassingskaart 3 hersenvriendelijke les





Het is bij deze opdracht de bedoeling dat ik als student een hersenvriendelijke les voor mijn stage klas ontwerp en deze ook uitvoer. Deze les moet gebaseerd zijn op het Schema Leren van David Sousa (2006).
 

De doelen van deze opdracht luiden als volgt:
 

-Je kent het Schema Leren en weet hoe het geheugen werkt;
-Je weet hoe je het geheugen kunt beïnvloeden;
-Je kunt het Schema Leren toepassen in je lessen;
-Je hebt praktische tips geleerd die je kunt toepassen in je lessen.

Om een les hersenvriendelijk te maken moeten er verschillende aspecten in naar voren komen en waar je als docent rekening mee zal moeten houden.
Fogarty (1999) heeft een vierhoekenmodel ontwikkeld voor het beschrijven van de hersenvriendelijke klas:
1. Het klimaat scheppen VOOR het denken
2. Vormgeven aan het leren MET denken
3. Lesgeven in de vaardigheden VAN denken
4. Denken OVER denken


Ik heb een les ontworpen over leidens ontzet. Ik heb dit onderwerp voorgedragen gekregen van mijn stagementor, en omdat het een zelf ontworpen les is kan ik meteen beginnen er een hersenvriendelijke les van te maken.

Wanneer gebruik gemaakt wordt van het schema Leren van David Sousa, moeten de volgende 12 punten in de les aanwezig zijn:

1) Zorg voor een doelgerichte rijke leeromgeving
Ik begon mijn les door leerlingen naar eigen ervaringen te vragen over 3 oktober en heb ze geprikkeld met het tonen van plaatjes op het bord die te maken hebben met het heden en verleden van leidens ontzet. Hierdoor konden leerlingen al tradities van drie oktober noemen zonder dat ze precies wisten hoe deze tradities waren ontstaan, hun interesse is gewekt.

2) Activeer de voorkennis van de leerlingen
Dit heb ik gedaan door de les te beginnen met een klassikaal gesprek waarin naar voren kwam wat de leerlingen al wisten over het onderwerp. De leerlingen vonden het erg leuk om over hun eigen ervaringen te praten en in het verleden geleerde stof over het onderwerp weer op te halen.

3) Neem de leerlingen mee in de doelen die je wilt bereiken
Ik heb aan het begin van de les uitgelegd waarom ik deze les gaf en wat ik graag wou dat de kinderen zouden leren; namelijk snappen wat de tradities rond drie oktober te maken hebben met de oorspronkelijke viering van nu. 

4) Maak de doelen zichtbaar
Op elke sheet heb ik een klein overzicht gemaakt met de belangrijkste punten uit het verhaal en dit waren dan ook de doelen voor de leerlingen om te snappen en zelf terug te kunnen benoemen. Ik ben op deze punten ook aan het eind van de les kort samenvattend terug gekomen en heb gekeken dmv terug vragen hoeveel de leerlingen nog wisten van de les. 

5) Activeer de hersenen door open vragen te stellen
Ik heb vooral aan het begin van mijn les veel open vragen gesteld, hierdoor kwam er een heel leuk gesprek met de leerlingen op gang waarin ze al hun informatie konden spuien. Tijdens de les stelde ik elke keer open vragen over de net behandelde stof. 

6) Geef leerlingen ruim denktijd voordat ze een antwoord moeten geven
Leerlingen heb ik de tijd gegeven antwoord te geven op mijn vragen en wanneer ze dit niet wisten mochten ze aangeven dat ze geholpen wouden worden door een medeleerling, samen kwamen ze er goed uit. Zo leren leerlingen ook naar elkaar te luisteren.

7) Houd de vraag 'in de lucht' zodat alle leerlingen blijven denken
Dit was vooral in de beginfase van de les, de introductiefase, belangrijk. Door het gesprek dat ontstond over drie oktober hadden de leerlingen ook snel de nijging er andere onderwerpen bij te halen, elke keer bracht ik het gesprek dan weer subtiel terug naar het oorspronkelijke onderwerp. 

8) Stel niet te snel vragen achter elkaar, dit zorgt voor verwarring
Ik heb geprobeerd echt bij het onderwerp te blijven en niet van de hak op de tak te springen. Doordat de kinderen het onderwerp leuk vinden raak ik zelf ook heel enthousiast en moet ik uitkijken dat ik niet teveel wil in een te korte tijd. De leerlingen eerst uit laten praten over het onderwerp voordat ik met een volgende vraag of fase verderga.


9) Hersenen reageren op gevisualiseerde doelen
Ik heb de doelen elke keer op het bord weergegeven. En vaak nog aangesterkt met gerelateerde plaatjes. Deze plaatjes helpen de leerlingen veel te onthouden en hier worden ze door geprikkeld. Je merkt dat ze het leuk vinden de plaatjes te zien en te vertellen wat ze zien.

10) Biedt informatie op verschillende manieren aan
Ik heb de informatie aangeboden door erover te praten en de leerlingen te laten luisteren, maar ook door de leerlingen erover te laten praten en naar elkaar te laten luisteren. De doelen heb ik voor de leerlingen op het bord gezet en ook heb ik plaatjes op het bord gezet om de leerlingen extra te prikkelen. Aan het eind heb ik de leerlingen nog een filmpje laten zien over het onderwerp. En de leerlingen hebben als verwerkingsopdracht een woordzoeker gemaakt met geleerde woorden uit de les en hierna een 3 oktober kleurplaat mogen maken of een eigen tekening gerelateerd aan het onderwerp.

11) Reflecteer met de leerlingen
De les verliep leuk, het was de eerste les die ik heb gegeven voor mijn stage klas en de leerlingen deden leuk mee, dit heb ik ze dan ook gezegd. Ik vind het belangrijk een les positief af te sluiten en omdat de leerlingen leuk mee hebben gedaan was dit helemaal niet moeilijk. Verder heb ik met de leerlingen nog kort op de les terug gekeken.

12) Sluit af met positieve emotie gekoppeld aan het onderwerp
Ik probeer een les altijd positief af te sluiten. Ook wanneer een les minder vlot verloopt vind ik het belangrijk om ook de positieve punten van zo een les te noemen zodat we de volgende keer weer met een frisse start met elkaar aan de slag kunnen gaan.

Sousa, D.A. (2006). How the brain learns. Thousand Oaks, CA: Corwin Press.

 Hersenvriendelijke les Leidens ontzet

Soort les:
geschiedenisles
Beginsituatie:
De leerlingen zijn aanwezig bij het minikoraal en vieren in de stad leidens ontzet, maar wat weten ze van de oorspronkelijke reden voor dit alles?

Verwachtingen:
Ik verwacht dat de kinderen enthousiast zullen zijn. De leerlingen zullen misschien een beetje onrustig zijn omdat het de eerste keer is dat ik ze les ga geven. Verder zullen ze het onderwerp leuk vinden en hierdoor geprikkeld raken.

Doelen:
Productdoel: De leerlingen hebben aan het eind van de les een brede woordkennis woorden die gerelateerd zijn met leidens ontzet. Verder zijn ze op de hoogte van de achtergrond van de 3 oktober viering.
Procesdoel: De leerlingen kunnen mijn vragen gerelateerd aan de les beantwoorden en een woordzoeker maken.
Focus: Ik kan een hersenvriendelijke les geven waarbij ik gebruik maak van de tips en theorie van David Sousa.

Werkvorm:
klassikaal gesprek
vragen formuleren en klassikaal beantwoorden
doceren

Groeperingvorm :
groepjes
klassikaal 

Materialen:
woordzoeker
powerpoint met afbeeldingen en steekwoorden
willem wever film
kleurplaat

De les:
Inleiding:10 minuten
Ik begin met het activeren van voorkennis door middel van het stellen van open vragen en de leerlingen mogen op elkaar reageren.

Kern: 30 minuten
Tijdens de kern geef ik informatie over de geschiedenis van 3 oktober, het eerste en het tweede beleg.

Toelichting powerpoint:
1.      Wat komt er in je op wanneer je aan 3 oktober denkt? Bespreek de plaatjes.
2.      1e belgering, vertel over de eerste belegering, waarom deze plaatsvond, betrokkenen, duur, waarom  en hoe eindigde deze etc
3.      2e belegering, vertel over de tweede belegering, waarom deze plaatsvond, betrokkenen, duur, hoe eindigde deze, wat gebeurde er met de burgers ten tijde van de bezetting binnen de muren.
4.      Geeft een toelichting bij het schilderij (burgemeester Pieter Adriaansz van der Werff)
5.      Bevrijding, wie waren er betrokken, hoe kwamen ze op het idee, wat was er gebeurt als de Spanjaarden niet die nacht gevlucht waren.
6.      Oude kaart van Leyden waarop goed te zien is hoe de stad omringt werd door water.
7.      Vertel over de bevrijding en hoe we aan de tradities komen die nu nog steeds bestaan.
8.      Laat filmpje zien over het beleg.

Hierna kijken we een willem wever aflevering
  
Afsluiting: 15 minuten

Als afsluiting kijken we terug op de les dmv vragen van mijn kant en de kant van de leerlingen. De leerlingen maken een woordzoeker.
Wat vonden ze ervan en waarom? Wat hebben ze geleerd?

https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEhAzUnh2n9CRERnfVAr9tcEUV1vSDfE2k1VS7aX_UPVy5WwQzlSc_a1eLMgj7Z8IOpA1dJPoksFHDqv3qAHNW968_V6zvTpXfJ2NkoYI8ERtPGxYeZCFGu9oz4Nh9f8VEyEdslBMkZ0fc8/s320/DSCF1265.JPG


Toepassingskaart 7B - Sociale aspecten jongens/meisjes





Sociale aspecten jongens/ meisjes
Artikel 1: School: Leren en opvoeden
http://www.mdelfos.nl/2004-wjk-verschil.pdf
Een jongen is geen meisje
Jongens maken sneller iets stuk, vechten meer en komen eerder tot creatieve oplossingen. Meisjes willen aardig gevonden worden, hebben van die vage ruzies en zijn eerder geneigd om te doen wat wordt opgedragen. Zijn de verschillen tussen jongens en meisjes aangeboren of in de opvoeding ontstaan? En wat moet het onderwijs hiermee?

Artikel 2: Gendervriendelijkheid
Geplaatst op dinsdag, 15 februari 2011 | door Onderwijs Maak Je Samen

Jongens bevinden zich op veel schoolvakken in een crisis. Om dat te veranderen, moeten scholen strategieën invoeren die zoweltoegespitst zijn op jongens als op meisjes.
Dit artikel is een vertaling uit het Amerikaanse blad Educational Leadership / november 2010.
Door: Kelley King, Michael Gurian, en Kathy Stevens
Diane Cotner gaf al jaren les en twijfelde niet aan haar kennis en vaardigheden om goed les te kunnen geven. In 2007 kreeg ze echter te maken met een buitengewoon moeilijke groep jongens in groep 4, op een school die structureel slecht presteerde. Diane zei tegen de directeur: “Ik krijg het niet eens voor elkaar om de jongens stil te laten zitten voor een korte leesles. Ik moet iets doen.”
Desha Bierbaum, de directeur, droeg daarop een idee aan. “Ik heb me verdiept in de verschillen in de manier waarop jongens en meisjes leren. Waarom probeer je niet eens om de ongedurige jongens op te laten staan en rond te laten lopen terwijl je ze lesgeeft. Dit helpt de hersenen van bepaalde jongens bij het concentreren, waardoor ze beter leren.” Dit gesprek vormde het begin van ons succesverhaal bij  Wamsley Elementary School in Rifle, Colorado.

Hoe kun je talenten van kinderen beter benutten? Dat is een van de problemen in het onderwijs waarover het onderwijsagenda zich buigt. Jelle Jolles, hoogleraar Brein, Leren en Educatie aan de vrije Universiteit in Amsterdam, is het een lief ding waard als inzichten over de neuropsychologische ontwikkeling van de kinderen worden toegepast in onderwijs en opvoeding. Zoals de kennis over individuele verschillen en die tussen jongens en meisjes.



Conclusie van de auteur en mijn eigen eerste indruk hierop
Artikel 1: School: leren en opvoeden
Conclusie:
Waarom zouden we niet meisjes mogen opvoeden in hun sterke kanten, dat wil zeggen zorg en inleven? Opvoeden vanuit hun kracht betekent niet dat we hun zwakte moeten negeren. Ze kampen vaak met meer angst, meer schuldgevoelens en minder assertiviteit. We zouden hen dus kunnen opvoeden tot meer weerbaarheid, meer actie bij angst, zonder daarbij te willen dat hun neiging tot zorg om de ander taboe wordt en assertiviteit het dogma wordt. In allochtone culturen wordt gehoorzaamheid als een deugd gezien. Dat kan onderdrukkend werken, maar om het helemaal weg te bannen is net zo kortzichtig. Waarom zouden we jongens niet op mogen voeden in hun sterke kanten, zoals assertiviteit, actiegerichtheid en neiging tot leiderschap? Ze kampen vaak met minder inlevingsvermogen en meer risicovol gedrag. Maar omdat deze kanten de keerzijde zijn van hun kwaliteiten, moeten we ze niet weg willen poetsen, maar hen leren ermee om te gaan, zodat ze uitgroeien tot gezonde kwaliteiten en niet tot een agressieve houding leiden. Het probleem ligt niet zozeer in het verschil, maar in de waardeoordelen die we eraan hechten, en de ongelijkwaardigheid in behandeling die daarvan het gevolg is. Een bijscholing tot mannelijke leerkracht is voor een vrouw wat extreem. Maar wel is het noodzakelijk gevoel te krijgen voor het verschil, en te zoeken naar oplossingen waarmede beide seksen en beide rollen tot hun recht komen.
Martine Delfos wil dat we de sterke kanten van jongens en meisjes benadrukken zodat beide seksen en beide rollen meer tot hun recht komen. Ik ben het hiermee eens maar denk dat het niet te realiseren is. Leerlingen zullen gescheiden moeten worden want het is denk ik onmogelijk voor een leerkracht op twee hele verschillende manieren les te geven voor één klas. En ik denk niet dat het goed is als jongens alleen maar met jongens in een klas zitten en meisjes met meisjes. Ik ben enthousiaster over dit plan als het met bepaalde vakken toegepast zou worden waar het verschil tussen jongens en meisjes groot is.
Artikel 2: Gendervriendelijkheid
Conclusie:
Dit artikel gaat over de verbetering van het schoolsysteem door middel van gendervriendelijkheid.  De conclusie van de schrijver komt duidelijk in het artikel naar voren, namelijk: ‘er zullen de komende tien jaar meer mogelijkheden ontstaan voor leerkrachten en scholen voor het kijken door een genderbril. Deze bril vormt essentieel gereedschap voor de hervorming van het onderwijs- een hervorming die scholen niet alleen in staat stelt om haar doelstellingen te behalen maar ook de liefde voor alle leerlingen in het schoolwezen weerspiegelt.’ De volgende mening van de schrijver komt ook duidelijk naar voren in het artikel: ‘de afgelopen 20 jaar zijn leraren genoeg zijn getraind in hoe ze jongens en meisjes goed kunnen helpen leren en effectief onderwijs kunnen geven en vind dus dat de komende tien jaar toegesplitst moet worden aan de genderbril.’
Ik vind het goed dat de schrijver verder wil kijken dan de afgelopen 20 jaar naar zijn mening is gebeurt. Het is goed om verschillende strategieën toe te passen om je leerlingen te leren kennen. Het is dan ook belangrijk dat leerkrachten en ook scholen kijken door de genderbril zodat de verschillen duidelijk in beeld komen. Echter moeten de leraren niet vergeten waar ze de afgelopen 20 jaar mee bezig zijn geweest namelijk het verschil leren kennen tussen jongens en meisjes. Deze informatie verwerken met de nieuw verworven informatie zou een goede combinatie zijn. Wel denk ik dat deze hervorming lastig te realiseren is. 
Artikel 3: Zeg niet: ‘zit stil’ tegen een druk kind
Conclusie:
Mijn eerste indruk over dit artikel is positief. Jelle Jolles zijn visie is helder en de plannen die hij heeft lijken mij realiseerbaar in het onderwijs, wel moet iedereen dan achter deze plannen staan want het vergt veel werk en communicatie van alle betrokken groepen.
 ‘Leerkrachten en ouders kunnen meer informatie uitwisselen over kinderen, die ze beide kunnen gebruiken in klas en opvoeding. Er is ten onrechte te veel polariteit tussen ouders en docenten, tot beider frustratie. Ze kunnen beter elkaars partners zijn en informatie uitwisselen in het belang van de ontwikkeling van het kind .’
Herziene conclusie na het lezen van de bijbehorende theorie
Na het lezen van de geadviseerde theorie; ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs’’ de theorie over de sociaal emotionele en cognitieve ontwikkeling. Ik maak daaruit op dat het als leerkracht belangrijk is om zoveel mogelijk in alle basisbehoeftes van de leerlingen te voorzien, hier ben ik het zeker mee eens. Ik denk wel dat er een groot verschil bestaat tussen jongens en meisjes en de ontwikkeling hiervan. Ik vind het belangrijk om hier zo veel mogelijk rekening mee te houden al is dit soms erg moeilijk te realiseren. Ik vind dat je de zwakte van de sekse niet moet negeren maar hier juist mee aan de slag moet gaan. Wat betreft dat punt ben ik het eens met M. Delfos maar ik ben echter ook van mening dat het niet goed is jongens en meisjes compleet van elkaar te scheiden, ik denk dat ze ook juist van elkaar kunnen leren. Daarom denk ik dat het handig is om bij die bepaalde lessen waarbij het verschil tussen jongens en meisjes zo groot is dat het eigenlijk niet te overbruggen is om te zorgen dat die lessen apart gegeven worden. Dus dat je gemengde uren hebt en aparte uren. Wel realiseer ik mij dat dit in het echt bijna niet te doen is, al is het alleen al de extra ruimte die je hierdoor nodig hebt en de extra docenten. Ook denk ik dat het punt van Jelle Jolles positief  is en dat het belangrijk dat de communicatie tussen ouders en de school helder is en beide kanten weten wat er bij de leerling speelt in het privé en het school leven, deze twee kunnen namelijk veel invloed hebben op elkaar.





Onderzoek leerlingen
Ik loop stage in een groep genaamd Panda, deze groep bestaat uit schoolverlaters van 10 tot 13 jaar op het speciaal basisonderwijs. In mijn klas zitten 4 meisjes en 11 jongens. Om de verschillen tussen jongens en meisjes in mijn stage klas te onderzoeken ben ik gaan observeren. Ik heb de volgende vragen aan de leerlingen gesteld om meer te weten te komen over het samenwerken en het spelen van jongens en meisjes. De leerlingen gaven aan het liefst met medeleerlingen van het eigen geslacht te spelen. De meeste jongens gaven aan liever een gym/ judo les te hebben dan een creatieve les en bij de meisjes was dit juist andersom, de jongens kunnen zich dus beter vinden in de fysieke vakken. Wel vinden de jongens van de meisjes dat ze meer geordend zijn en zich langer kunnen concentreren, dit naar eigen zeggen omdat de jongens gewoon liever willen voetballen.

Mijn handelen als leerkracht
Alle artikelen, onderzoeken en theorieën samengenomen denk ik dat het als leerkracht erg belangrijk is om in alle onderwijsbehoeftes te voorzien.
Jongens en meisjes hebben allemaal verschillende specialiteiten. Dat blijkt wel uit bovenstaande artikelen. Ik denk dat het voor mij als vrouwelijke leerkracht erg belangrijk is om ook fysieke en onderzoekende activiteiten voor de jongens in te plannen, dus de jongens lekker te laten bewegen, hierdoor denk ik dat de jongens zich langer kunnen concentreren. Ik eis eigenlijk altijd in mijn klas dat iedereen netjes op zijn stoel zit en stil zit. Dit kan ik niet altijd van de jongens verwachten omdat ze nou eenmaal fysieker zijn ingesteld. Ook moet ik er rekening mee houden dat de kracht van meisjes meer op het cognitieve gedeelte ligt.Ook kwam naar voren dat de leerlingen het liefst samenwerken met iemand van het eigen geslacht en ook werken de leerlingen graag met elkaar samen, ik denk dat het als leerkracht belangrijk is om hierin mee te gaan en de leerlingen verschillende werkvormen aan te bieden in zelfgemaakte paren en/of groepjes. Jongens kunnen soms ook beter hun aandacht bij de les houden als er een man in de klas is die les geeft. Misschien is het goed om af en toe een man over bijvoorbeeld zijn beroep te laten vertellen, en hetzelfde uiteraard bij vrouwen zodat beide groepen geprikkeld en geïnteresseerd raken.

Mijn identiteit als leerkracht

Ik denk dat wanneer ik voor de klas sta ik een grote invloed op de leerlingen heb. De jongens hebben veel te maken met een vrouwelijk persoon. Ik kan als vrouw nou eenmaal de meisjes uit mijn klas beter begrijpen en makkelijker lessen maken die hun aanspreken. Ik merk nu dat ik mij ook op de behoeftes van de jongens moet richten en dat deze niet automatisch mee gaan met de meisjes. Dit wil zeggen misschien korte lessen waarin de jongens meer zelf mogen doen zoals bijvoorbeeld kleine proefjes. Ook denk ik dat de jongens en meisjes veel van elkaar kunnen leren. De meisjes die over het algemeen cognitief en emotioneel strek zijn kunnen profiteren van de jongens die over het algemeen meer fysiek en actief zijn ingesteld en vice versa. Ik heb geleerd mijn blik te moeten  verruimen en zoveel mogelijk te zorgen voor afwisseling in mijn lessen zodat iedereen tevreden blijft.


Toepassingskaart 6B - Cognitie en ontwikkeling.

Brandaan methode geschiedenis basisonderwijs.

Wat is de visie van de makers van deze methode op leren en ontwikkeling:
Geschiedenis ontstaat elke dag opnieuw. Ook jij maakt vandaag geschiedenis! Dat is wat de lesmethode Brandaan kinderen wil laten zien. Maar Brandaan maakt kinderen ook nieuwsgierig: hoe zou het zijn als je er vroeger bij was geweest?

Brandaan is Malmbergs nieuwste methode geschiedenis voor groep 3 t/m 8 in het basisonderwijs. Brandaan legt een duidelijk verband tussen verleden en heden, zodat geschiedenis voor kinderen betekenis krijgt. Maar Brandaan is ook bijzonder vanwege de spannende verhalen, de begrijpelijke teksten, de schitterende beeldondersteuning, het lesprogramma van maar 25 weken en de consequente stapsgewijze opbouw.

Brandaan is een échte lesmethode voor kinderen. Alles is op hun beleving afgestemd. Tegelijk is Brandaan heel gestructureerd en heeft het een duidelijke doorgaande leerlijn. Brandaan leert kinderen om personen en gebeurtenissen een plek in de tijd te geven. Op een uitdagende manier leren ze de samenhang tussen verleden, heden en toekomst. Brandaan motiveert niet alleen kinderen, maar ook u!

Thematisch-concentrische opbouw
Brandaan is uit 10 hoofdthema’s opgebouwd. De 5 hoofdthema’s uit groep 5 worden herhaald en verdiept in groep 7. Datzelfde gebeurt met de andere 5 hoofdthema’s in groep 6 en 8. In groep 3 en 4 worden de kinderen op de hoofdthema’s voorbereid.

Stappenstructuur geeft vertrouwen.
Elke les heeft 4 stappen in het lesboek en 4 stappen in het werkboek. Elke stap staat steeds op 1 pagina. Dit is heel herkenbaar voor de kinderen. Elk hoofdstuk sluit af met ‘dit weet ik nu’, zodat de leerling weet of hij alles begrepen heeft. De stapsgewijze opbouw van Brandaan geeft kinderen zelfvertrouwen.

Unieke beelden, verhalen en taal
De beeldondersteuning in Brandaan is ronduit uniek te noemen en past volledig bij de hedendaagse beeldcultuur waarin kinderen leven. Ook de spannende verhalen zijn uniek, speciaal voor Brandaan geschreven door de bekende kinderboekenauteur Anna van Praag. Alle teksten staan in begrijpelijke taal voor het juiste leerjaarniveau. De tekst is opgebouwd uit korte, leesbare alinea’s met tips voor u om taalzwakke kinderen te helpen.

Historisch besef
Tijdsbesef is voor kinderen vaak moeilijk. Daarom behandelt Brandaan historische gebeurtenissen stap voor stap. Een belangrijk hulpmiddel is de tijdbalk die op elke pagina in het werk- en lesboek staat. Geschiedenis krijgt zo een plek!

Samenhang met andere vakken
Welke rol speelt geschiedenis in relatie tot aardrijkskunde en natuur en techniek? Met de speciale bakkaarten maakt u makkelijk een uitstapje vanuit Brandaan naar andere vakken.

Canon en actief burgerschap
De onderwerpen van de canon zijn overzichtelijk in Brandaan opgenomen. Natuurlijk besteedt de methode ook aandacht aan actief burgerschap. In de handleiding staat waar het onderwerp aan bod komt.

Brandaan heeft 3 mogelijkheden voor differentiatie. Daarmee kunt u elk kind op een makkelijke manier echt maatwerk bieden!
1. Differentiatie naar tempo
Bij elke les in de werkboeken staan 2 extra opdrachten voor de snellere leerling.
2. Differentiatie naar niveau
De extra opdrachten hebben vaak een open karakter waarvoor meer inzicht nodig is. In de Brandaan-handleiding staan tips hoe u een opdracht moeilijker of makkelijker kunt maken.
3. Differentiatie naar leerstijl
De opdrachten op de bakkaarten zijn gemaakt volgens de meervoudige intelligentietheorie van Howard Gardner. Elke kaart gaat uit van een bepaalde leerstijl.

2. Herken je elementen uit deze visie in de lesactiviteiten? Geef voorbeelden
Bij elk nieuw thema zit een verhaal over Brandaan die een avontuur meemaakt wat met het nieuwe thema te maken heeft. Ook wordt er veel gebruik gemaakt van filmpjes en worden de teksten voorgelezen zodat de leerlingen kunnen luisteren en mee lezen. In zowel het tekstboek als het werkboek staan veel foto’s en tekeningen gerelateerd aan het thema, dit wekt de interesse van de leerlingen en leerlingen krijgen een beter beeld bij het onderwerp. De leerlingen vinden het leuk om over deze afbeeldingen te praten en er meer over te weten te komen.

Brandaan legt een verband tussen het verleden en het heden, hierdoor kunnen leerlingen zich beter inleven. Op elke pagina in het boek staat een tijdlijn zodat de leerlingen duidelijk kunnen zien hoe lang bijvoorbeeld iets geleden is. Verder wordt er ook veel gepraat over welke invloed de geschiedenis heeft gehad op het dagelijkse leven van nu. Dus het dagelijkse leven wordt gekoppeld aan gebeurtenissen uit het verleden.

3. Maak een analyse met behulp van onderstaande theorieën:
-Vier hoeken van Fogarty
-Piramide van Bales
-Schema denken en geheugen van D. Sousa
-Document “lijn in leren” pagina 10; Cognitief bovenbouw

- Het vierhoekmodel van Fogarty:
Fogarty (1999) heeft een vierhoekmodel ontwikkeld voor het beschrijven van een


hersenvriendelijke les ;

1. Het klimaat scheppen VOOR het denken
2. Vormgeven aan het leren MET denken
3. Lesgeven in de vaardigheden VAN denken
4. Denken OVER denken

Brandaan zorgt voor overzichtelijke lessen. De lessen verlopen op dezelfde manier waardoor de methode voor de leerlingen vertrouwd is en ze weten waar ze aan toe zijn. Dit is een goed klimaat voor denken.

Het met denken gebeurt doordat de vragen van de methode gerelateerd zijn aan de tekst uit het boek. De leerlingen moeten de tekst dus goed gelezen en gesnapt hebben willen ze de vragen kunnen beantwoorden.
Verder vraag de je de leerlingen wat ze van een onderwerp vinden en praat je hierover door. Na de informatie uit het boek.

Er wordt in de methode ook gevraagd naar eigen ervaringen over een onderwerp en eigen gedachte van de leerlingen. Hier door denken de leerlingen na over de geschiedenis en de invloed hiervan op het dagelijkse leven.
-De piramide van Bales
Bales (1996) heeft de leerpiramide ontwikkeld die aangeeft hoeveel iemand onthoud bij verschillende leervormen.



Brandaan maakt gebruik van de volgende leermethodes: Lezen, Audiovisueel materaal, Discussiegroep en Samenwerking. De combinatie scoort goed in de piramide.

De leerlingen luisteren naar de tekst en lezen deze mee in hun boek. Ze kijken naar bijbehorende filmpjes en bespreken deze klassikaal na. De vragen maken we klassikaal of in tweetallen. Volgens Bales zou deze methode dus erg effectief moeten zijn door de verschillende werkvormen.

-Schema denken en geheugen van D. Sousa





David A. Sousa heeft in zijn boek “How the brain learns”een uitgebreid schema weergegeven waarin ook de rol van het zelfbeeld, het cognitief zelfconcept en ervaringen uit het verleden zijn opgenomen.

Tijdens de les worden de zintuigen zien en horen geactiveerd. De bedoeling is dat de informatie die de leerlingen tijdens de les tot zich nemen in hun korte termijn geheugen wordt doorgeschoven naar het werkgeheugen. Dit gebeurd door terug te komen op de nieuwe informatie bijvoorbeeld door het beantwoorden van vragen. Wanneer deze informatie in het werkgeheugen is opgenomen en de leerlingen blijven met het onderwerp aan de slag gaan en merken dus dat dit belangrijk is. Iets wordt opgenomen in het lange termijn geheugen wanneer: het kind de stof begrijpt en doorheeft dat het betekenisvol is, het kind moet er iets aan hebben, het moet relevant zijn. En dit komt bij het kind doordat de leerkracht er steeds op terug komt. Wanneer de stof is opgeslagen in het lange termijn geheugen kunnen kinderen het op ieder gewenste gepaste moment de informatie weer naar boven halen.

-Lijn in leren, cognitieve ontwikkeling
Er wordt bij de leerlingen een tijdsbesef gecreëerd o.a. door de tijdslijn onder aan elke pagina. De taalontwikkeling wordt vergroot door de nieuwe begrippen die in elke paragraaf naar voren komen maar ook steeds terug blijven keren gedurende het hoofdstuk. Hierdoor wordt ook het geheugen keer op keer geactiveerd.

4. wat vraagt deze methode van jou als leerkracht zodat deze methode hersenvriendelijk wordt?
De methode kan worden aangepast aan het niveau van de leerling, hier heb ik al eerder over gehad namelijk;

Brandaan heeft 3 mogelijkheden voor differentiatie. Daarmee kunt u elk kind op een makkelijke manier echt maatwerk bieden!
1. Differentiatie naar tempo
Bij elke les in de werkboeken staan 2 extra opdrachten voor de snellere leerling.
2. Differentiatie naar niveau
De extra opdrachten hebben vaak een open karakter waarvoor meer inzicht nodig is. In de Brandaan-handleiding staan tips hoe u een opdracht moeilijker of makkelijker kunt maken.
3. Differentiatie naar leerstijl
De opdrachten op de bakkaarten zijn gemaakt volgens de meervoudige intelligentietheorie van Howard Gardner. Elke kaart gaat uit van een bepaalde leerstijl. Deze kaarten gebruiken we op mijn stage niet, het niveau in de klas is in verhouding met de leeftijd van de leerlingen onder gemiddeld.

Als leerkracht hoef je geen rare dingen te doen om de lessen van Brandaan hersenvriendelijk maken, veel verschillende aspecten zijn al in de lessen verwerkt. Het enige wat er van jou als docent wordt is om hiervoor open te staan.

5. Reflectie vragen:
- Welke theorieën en opvattingen over hersenvriendelijk onderwijs inspireren mij?
Het vierhoekmodel van Fogarty is handig om mee te nemen voor jezelf wanneer je je lessen aan het voorbereiden bent. Als je dit model in je achterhoofd neemt staat dit garant dat je les interessant, interactief en leerzaam zal zijn voor de leerlingen en dat is wat je als docent wilt. Verder vind ik de piramide van Bales heel handig, dit is een duidelijk overzichtelijke leerpiramide. En kun je makkelijk gebruiken wanneer je wilt kijken hoe je een les wilt geven en hoe het meest blijft hangen bij de leerlingen. Het informatieverwerkingsmodel van David A. Sousa vind ik interessant maar erg ingewikkeld, hier moet ik mij nog meer in verdiepen wil ik hier ook daadwerkelijk iets aan hebben bij het voorbereiden van mijn lessen. Dit is dan ook meteen een doel.

-Welke ambities heb ik ten aanzien van mijn onderwijs?
 Ik wil mijn lessen zo leerzaam en uitdagen mogelijk maken voor de leerlingen. Wel wil ik dat de leerlingen op hun eigen niveau kunnen functioneren in mijn lessen dus toegankelijk voor iedereen. En uiteraard is het doel van mijn lessen dat de belangrijkste informatie uiteindelijk in het lange termijn geheugen zullen worden opgenomen.





































Toepassingskaart 8 - Constructivistische les



Constructivistische les

Beschrijf je eigen leerstijl:

Mijn leerstijl is heel gevarieerd. De ene keer kan ik mij heel goed concentreren, de andere keer ben ik snel afgeleid en bezig met heel veel dingen behalve de stof die ik moet leren. Wanneer ik mij moeilijk kan concentreren helpt het pas als ik een slecht resultaat terug krijg voor ik er echt aan de slag ga. Ik leer zelf best makkelijk en heb mij er nooit echt heel erg voor in hoeven spannen. Voor dingen die ik echt leuk vind zet ik mij wel in om goed te leren en de stof te beheersen of beter te worden in wat ik doe. Wanneer ik in een groepje moet werken doe ik ook altijd hard mijn best want ik wil niet dat andere er de dupe van worden wanneer ik mijn zaakjes laat versloffen. Hetzelfde geld voor bijvoorbeeld mijn stage, ik vind dit leuk en daarom wil ik ook steeds beter worden in het lesgeven en neem ik de feedback goed in mij op maar ook wil ik dat de leerlingen niet de dupe zouden worden van mijn onkunde, zij zijn dus ook een goede stimulans om beter te worden in wat ik aan het doen ben. Toen ik de test op internet deed kwam eruit dat ik een doener en een beslisser ben.

De vier verschillende leerstijlen die Kolb onderscheidt zijn:




De doener – concreet ervaren

De doener leert door ervaringen. Hij wordt graag ‘in het diepe gegooid’. Een doener werkt graag samen en onderneemt gauw actie. Hij zoekt zelf nieuwe leersituaties op, maar is soms ongeduldig als iets niet gaat zoals verwacht. Een doener vindt het soms moeilijk om hoofd en bijzaken van elkaar te onderscheiden en kan soms ‘zonder nadenken iets doen’.

De denker – waarnemen en overdenken

Een denker stelt graag onderzoekende vragen. Hij kijkt naar wat er gebeurt en probeert algemene regels daarin te ontdekken, die eventueel met elkaar of met andere evaringen in verband kunnen worden gebracht. Een denker houdt van logica en redeneren. Een denker leert het beste in gestructureerde situaties. Hij kan niet goed tegen wanorde en vraagt niet gauw om hulp. Niet alle ideeën van een denker zijn even praktisch.

De dromer- analyseren en abstract denken

De dromer wil ‘eerst denken, dan doen’. Hij denkt na over verschillende situaties en probeert zich hierin in te leven. Hierdoor ziet hij vaak meerdere (goede) oplossingen, maar twijfelt over een beslissing. Een dromer heeft tijd en ruimte nodig om goed te leren.

De beslisser – gestructureerd experimenteren

De beslisser wil graag dat theorie aan de praktijk gekoppeld wordt en leert veel van praktijkvoorbeelden. Een beslisser leer het meest als hij dingen uitvoert samen met een expert. Hij plant graag en voert uit. Hij is tevreden als het leerproces zich volgens plan voltrekt, zodat hij stap voor stap tot het juiste resultaat kan komen.

Over mijzelf:

De doener – concreet ervaren
Dit komt ook duidelijk naar voren in mijn beschrijving over mijn stage en mijn houding die ik aanneem als ik met een groepje samen met werken. Ik vind het soms inderdaad moeilijk om hoofd en bijzaken te onderscheiden hierdoor wil ik nog wel eens het overzicht kwijt raken. Ik herken mijzelf alleen niet in de beschreven impulsieve acties, ik denk wel na voordat ik handel.
De beslisser – gestructureerd experimenteren

Ik hoef aan de beschrijving eigenlijk niet veel toe te voegen. Dat ik een beslisser ben komt voornamelijk naar voren tijdens mijn stage en werk, dit is nam ook voornamelijk de praktijk waar ik mij in bevind.

Observeer drie leerlingen met elk een verschillende leerstijl:
De leerstijlen die ik binnen mijn stage klas erg naar voren vind komen zijn de volgende drie:
De doener – concreet ervaren
De beslisser – gestructureerd experimenteren
De denker – waarnemen en overdenken

Leerling 1; de doener
Bij deze leerling komt vooral naar voren dat hij kan handelen zonder na te denken. Hij onderneemt graag acties en soms iets te impulsief. De leerling heeft moeite te wachten met handelen wanneer hij iets in zijn hoofd heeft. Wat niet opgaat is dat hij graag in het diepe gegooid wil worden want doordat hij de hoofd en bijzaken moeilijk van elkaar kan onderscheiden raakt hij op zo een moment in de war. Ook hier blijkt dus dat leerlingen meerdere leervormen handhaven, maar dat er één de kroon spant. Bij deze leerling is dit dus de doener.

Leerling 2; de beslisser
Bij deze leerling kom ik op beslisser omdat één ding bij hem heel duidelijk naar voren komt en dat is dat de leerling veel leert van praktijkvoorbeelden. Dit komt vooral naar voren tijdens de les wanneer ik het betreffende onderwerp terug koppelen naar een voorbeeld uit het eigen dagelijkse leven. Je merkt hierdoor dat de leerling enthousiast wordt en meer interesse heeft voor het onderwerp. De leerling is blij als het leerproces naar verwachting verloopt, echter kan hij wel van slag raken wanneer dit soms niet het geval is. Deze leerling leert het meest als hij samen leert met een expert, nu wil ik niet zeggen dat ik een expert ben uiteraard, maar ik ben wel van mening dat deze leerling het meest leert van klassikale les. Door de klassikale les raakt de leerling het meest geënthousiasmeerd maar wanneer het onderwerp hem niet interesseert juist snel afgeleid.

Leerling 3; de denker
De denker is een leerstijl die bij veel leerlingen duidelijk naar voren komt,daarom zal ik mijn constructivistische les ook gaan baseren op de leerstijl van een denker. Deze leerling is geïnteresseerd, uiteraard niet altijd maar over het algemeen wel. De leerling houd van duidelijke logica in de les, dit is te merken omdat hij hierdoor veel rustiger is dan wanneer hij niet weet wat er van hem verwacht wordt. Wanneer er wanorde heerst wil hij graag helpen, ook omdat hij zich hierdoor niet goed kan concentreren, wel kan hij dan zo handelen dat hij juist zelf zorgt voor wanorde. Dit pakt hij dan ook niet altijd even praktisch aan.

Mijn constructivistische les gebaseerd op de Denker
Bouw een reguliere les om tot een constructivistische les

Als je een denker bent/ voorkeur hebt voor deze stijl, dan leer je het meeste van activiteiten waarbij:

Je in staat wordt gesteld en aangemoedigd om activiteiten te bekijken en erover na te denken:
Dit onderdeel komt terug in mijn les bij de vragen die ik in de inleiding stel en de powerpoint die ik heb gemaakt. Ik koppel het onderwerp terug naar de beleving wereld van de leerlingen. Een constructivistische les draait er ook om dat je leerlingen zelf na laat denken en zelf laat vertellen wat ze al weten over het onderwerp zodat ze ook van elkaar leren en samen verder komen. Wat zijn mummies, wat gebeurde er met mensen die gemummificeerd werden, hoe denk je dat piramides gebouwd worden, wat vind je van piramides en de andere wereldwonderen, ben je wel eens bij een piramide of een ander wereld wonder geweest en wat vond je ervan, wat weet je al over het onderwerp, hoe denk je dat de mensen die piramides bouwde zich voelen, hoe zou jij je voelen etc. Door de powerpoint hebben de leerlingen heel duidelijk voor zich waar ik het over heb en wat ik aan het bespreken ben.

Je afstand kunt nemen van zaken: kunt luisteren/ observeren. Je de gelegenheid krijgt na te denken voordat je commentaar (moet) geven. (Je krijgt dus tijd om je voor te bereiden):
Ik leg van te voren uit aan de leerlingen wat ik van ze verwacht en hoe ze zich behoren te gedragen, een denker heeft behoefte aan orde en rust om hem heen zodat hij optimaal kan presteren. Ik bespreek de opdrachten van te voren klassikaal door. De leerlingen maken de opdrachten voor zichzelf. Ze krijgen de tijd om over hun antwoorden na te denken. De leerlingen weten dat ze aan mij hulp kunnen vragen als ze er niet uitkomen. Bij het nabespreken zeg ik ook wat ik van de werkhouding van de leerlingen vond.

Je in je eigen tempo een beslissing kunt nemen zonder druk van andere en/of een strakke tijdslimiet:
De leerlingen krijgen ruim de tijd om een inbreng te hebben in de inleiding, voor het bespreken van de woorden, voor de uitleg en het stellen van vragen en voor het maken van de opdrachten. Ik geef aan dat ik het belangrijker vind dat ze hun werk goed maken dan dat ze snel klaar zijn.

Na de les:
Ik heb geleerd dat overdrijven in de tijd die de leerlingen hebben niet goed is en dat het houden van een tijdsschema voor de leerlingen extra houvast geeft maar ook voor mij, als een les te lang duurt raken de leerlingen ook verveeld. Ook zijn er toch nog steeds leerlingen die sneller met hun les klaar zijn dan andere, deze leerlingen moet ik ook een duidelijke opdracht geven om na de les te doen, dit voorkomt onrust. Dus een strakke tijdslimiet is niet goed om te hebben maar een tijdsschema voor mijzelf en de leerlingen kan ook wel handig zijn. Als de leerlingen dan niet klaar zijn met de opdracht is niet erg als ze voor hun doen maar doorgewerkt hebben en zich hebben ingezet.

Je gedachtewisseling met andere zonder risico is: na overleg binnen een structuur:
Bespreek de les met de leerlingen na, vertel waar je tevreden over was maar ook waar je niet tevreden over was mocht dit het geval zijn en hoe je het wel had gewild. Zorg dat leerlingen die een oefening niet snapte na mijn uitleg van de oefening hun hand op durven te steken zodat deze leerlingen extra uitleg krijgen. Wel moet ik er rekening meer houden dat niet iedereen dat durft wat juist een denker kenmerkt. Daarom heb ik tijdens de les ook veel rondgelopen om in het oog te houden dat iedereen de opdrachten snapte en hiermee aan het werk kon, gelukkig durft iedereen met een stoplicht te werken waarvan ze weten als ze die op rood leggen dat ik langs kom om te helpen.

Na de les:
Ik heb ervaren dat inderdaad niet iedereen klassikaal zijn of haar hand op steekt wanneer ze iets niet snappen maar ook dat het moeilijk is zelf in de gaten te houden wie dit waren en of er nog meer leerlingen zijn die dit ook niet snapte maar niet hun hand op staken. Dit is moeilijk om bij een hele klas in de gaten te houden en hier zal ik ook zeker op oefenen net als het vasthouden van de aandacht van iedereen, de leerlingen die het helemaal niet snappen maar ook de leerlingen die alles al snappen.



Voorbereidingsformulier:
Naam: Suzanne van Brussel
Datum: 14-10-2011
Les: Taal

Doelen van de onderwijsactiviteit:
lln leren over de wereldwonderen
lln breiden hun vocabulaire uit met aangeboden woorden
lln leren over het gebruik van de dubbele punt
lln kunnen woorden en plaatjes aan elkaar koppelen

Doelen van de onderwijsactiviteit voor mijzelf:
gestructureerde les aanbieden
duidelijk zijn in wat mijn eisen zijn voor de les
alle lln bij de les betrekken
consequent mijn regels hanteren

Beginsituatie van de onderwijsactiviteit:
lln weten dat ze eerlijk kunnen zijn wanneer ze iets niet snappen
lln kunnen klassikaal over een onderwerp praten zonder elkaar in de rede te vallen
lnn kennen de structuur van lesgeven
lln kennen de gedragsregels die ik stel

bronnen
taal methode boek: de trapeze

Intro:
Ik introduceer het nieuwe onderwerp en leid het gesprek wat hierna tot stand komt door middel van het stellen van vragen, het geven van beurten en het laten zien van mijn gemaakte powerpoint. De leerlingen luisteren naar de cd, vertellen wat ze weten en stellen vragen over onderdelenwaar ze samen niet uitkomen wat dit betekent. Ik houd ook vast aan de bekende structuur omdat de leerling dit het prettigst vind werken.

Kern:
Ik bespreek de woordenlijst en geef een korte klassikale uitleg per opdracht, ik ga langer in het op het gebruik van de dubbele punt omdat dit nieuw is. Na elke opdracht vraag ik wie snapt dit niet? Bij die leerlingen kom ik later terug. De andere leerlingen weten dat ik langs zal lopen wanneer ze mij nodig hebben.

Afsluiting:
De leerlingen maken de opdrachten, ik loop langs en kijk al onderdelen na als extra ondersteuning en aanmoediging. Laat de leerlingen gebruik maken van hun stoplicht zodat ze eerst zelf nadenken of verder werken. Na afloop bespreek ik hoe ik vond dat de les is verlopen.

Organisatie en materiaal:
Powerpoint
bord
cd
woordenlijst
werkboek
taalboek
stoplicht

Reflectie door student:

-De leerlingen vonden het een leuke les en deden leuk en gemotiveerd mee.

-De leerlingen luisteren naar mij, ze nemen mij serieus.

-Het werken zonder tijdsschema werkt voor mij niet, de les duurt daardoor veel te lang, maar voor de volgende keer een duidelijke tijdsplanning

-Vertel de leerlingen wat ze moeten doen als ze klaar zijn, ik merkte dat het onrustig werd doordat de leerlingen klaar waren met hun opdracht en niet wisten wat te doen, hier werden de andere leerlingen door afgeleid.










 






stageweek 10 t/m 14 okt 2011

POP (Persoonlijk Ontwikkelings Plan)
Punten die ik mee neem vanuit de stage week:

-          Geef complimenten aan de lln die goed meedoen, dit kan ook op een subtiele manier. Vergeet deze lln niet. Lln leven op wanneer je ze een compliment geeft en voor de lln die niet goed mee doen is het ook een waarschuwing deze lln willen ook graag een compliment geven en zullen hierdoor meer hun best gaan doen. Het bevordert een positieve sfeer

-          Er zit een klok op het bord, gebruik deze als je tegen lln zegt dat ze een bepaalde tijd hebben om iets te maken, het is makkelijker voor mijzelf zodat ik goed de tijd in de gaten kan houden en hierdoor weten de lln ook hoeveel tijd ze nog hebben. De klok maakt een geluid wanneer de tijd om is, dit is een voordeel ten opzichte van de time timer deze gaat ongemerkt uit.

-          Wanneer ik de lln in groepjes samen laat werken geef onderlinge taken zodat ze langer gefocust blijven. Bijvoorbeeld één lln houd in de gaten dat alles opgeschreven wordt, de andere dat er binnen de groep niet over andere onderwerpen wordt gepraat etc. Hierdoor voelen de lln zich belangrijk en zullen ze hun taak serieus nemen.

-          Als ik klaar ben met het uitleggen van een opdracht vraag ik; steek je hand op als je dit niet snapt. Ik vertel dat ik na de uitleg bij de leerlingen zal komen voor verdere uitleg en als het er teveel zijn we een moment aan de instructietafel hebben. Vraag dus niet snapt iedereen dit, de lln gaan dan door elkaar praten en het wordt onrustig. Als alles uitgelegd is kom ik terug per opdracht bij de lln die het niet snapte aan de andere opdrachten kunnen de lln alvast beginnen.

-          Maak een duidelijke tijdsplanning voor mijzelf. Mijn lessen lopen vaak uit. Houd van te voren in de planning met alles rekening, zet zelfs in de planning wanneer ik bijvoorbeeld de opdrachten uitdeel en hoe lang ik daarover doe etc. Zet ook in de planning wat te doen met lln die de opdracht niet snappen en op dat moment ook de lln die de opdracht wel snappen. Hierdoor moet mijn les binnen de geplande tijd plaats kunnen vinden.

-          Maak flipcharts waar je in kan schrijven. De powerpoints zijn goed maar bijvoorbeeld toen ik ging oefenen met de dubbele punt gebruikte ik powerpoints achter elkaar, de eerste zonder dubbele punt en de tweede met dubbele punt. Voor de leerlingen is het duidelijker als je de dubbele punt op het moment zelf erin kan zetten, ze zien het dan.

-          Probeer onderwerpen terug te koppelen naar de belevingswereld van de lln, hierdoor zijn de lln meer geïnteresseerd omdat ze het terug kunnen koppelen naar eigen ervaringen. Bijvoorbeeld rekenen met geld en bij aardrijkskunde vragen wie wel eens in het desbetreffende land is geweest etc.

-          Probeer alle kinderen bij de les te betrekken, geef ook de stille kinderen een beurt en niet alleen de lln die hun vinger opsteken, geef deze wel een compliment dat je blij bent dat ze zo goed mee doen.

-          Vertel de lln duidelijk wat ze kunnen doen als ze klaar zijn met het werk dit voorkomt onrust in de klas.